Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 mei 2021, nr. 2021-0000069989, tot Wijziging besluit tot aanwijzing van beslagleggende partijen waarop artikel XXIIIC van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet van toepassing is

TOELICHTING

In de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (hierna: wet) is overgangsrecht opgenomen voor partijen die bij de implementatie van de wet tijd nodig hebben om de wet volledig te kunnen uitvoeren. Het overgangsrecht houdt in dat bij ministerieel besluit aan te wijzen partijen tot uiterlijk 1 juli 2021 de mogelijkheid wordt geboden, na een gemotiveerd verzoek daartoe, om de beslagvrije voet vast te stellen op basis van artikel 475d van het Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering zoals dit gold voor inwerkingtreding van de wet.

Met dit wijzigingsbesluit zijn ten opzichte van het in december 2020 afgegeven besluit vijf partijen toegevoegd. Deze partijen hadden de verwachting aan het eind van het eerste kwartaal te kunnen starten en hebben tot dusver geen beslagen gelegd. Door vertraging bij de implementatie zijn zij nu – om het verdere incassoproces niet te zwaar te verstoren – toch genoodzaakt om van de overgangstermijn gebruik te maken. Tevens hebben 34 organisaties aangegeven ondertussen over te zijn gegaan tot volledige uitvoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet waardoor zij geen gebruik meer hoeven te maken van het overgangsrecht. Met deze wijziging is het overgangsrecht op die organisaties niet langer van toepassing.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees